OK. Als we dan verhalen aan het vertellen zijn heb ik er nog wel een paar. Dit is er een:
In de zomervakantie van 1964 zijn we naar de Rembrandtlaan verhuisd. Dat was een dienstwoning die bij de school stond, een vrijstaande bungalow. Plus dat er aan de noord- en westkant open terrein lag: weilanden, bosjes, braakliggend land. Een paradijs voor opgroeiende jongens zoals mijn broer en ik. We zwierven langs de spoorlijn die aan het schoolterrein grensde, schoten met een luchtbuks zonder het risico iemand te raken, en leefden ons uit.
Toen we er kwamen wonen lag de Rembrandtlaan langs ons huis er nog niet. Er liep een soort tijdelijke weg tot aan het schoolterrein, en via die weg moest je naar ons huis. Schuin over de spoorlijn woonde een boer genaamd Ter Mors. Die was al onteigend en was bezig met het verplaatsen van zijn bedrijf.
Achter het huis lag meer dan een halve hectare weiland ongebruikt te wezen. Mijn oom wilde altijd al buiten de stad gaan wonen en dieren houden, die heeft dat stuk laten omheinen en stalde daar zijn paard, een bok, vier geiten, sierkippen, en een pony. Wijzelf hadden drie katten en een hond, het was een complete dierentuin. Toen mijn oom twee jaar later zelf een huis buiten de stad betrok zijn de dieren daarheen verhuisd en zijn de omheining en de hokken weer afgebroken en verplaatst naar zijn nieuwe huis.
We hadden een grote bouvier genaamd Björn, een enorm sterke hond. Mijn oma (die geen zestig kilo woog) zou die uitlaten, en om te voorkomen dat hij zich losrukte had ze de riem twee keer om haar pols gedraaid. Fout. De hond ziet een konijn en heeft haar een goeie vijftig meter meegesleurd langs de spoorbaan over het grind. De boer heeft de hond een schop verkocht zodat hij stopte, maar oma moest naar het ziekenhuis om haar gezicht te laten hechten.
Die hond was op een bepaald moment blind geraakt aan zijn linkeroog. Vermoedelijk een keer door een stel braamstruiken gerend, en toen we het zagen was het te laat. Dat was heel grappig wanneer het beest achter een konijn aanzat: honden jagen op hun gezichtsvermogen, het konijn maakte een linkse hoek en de hond was ‘m kwijt. In eerst instantie rende hij nog een meter of wat door, en daarna werd het snuffelen en zoeken. Maar dat konijn zat natuurlijk allang in haar holletje aan haar jonkies te vertellen: “wanneer die grote donkergele hond achter je aan zit moet je linksaf slaan. Succes verzekerd.”
We woonden langs een weg waar iedereen de hond uitliet omdat er verder geen huizen stonden. Eén van onze katten had de gewoonte aangeleerd om op het grasveld voor het huis in de zon te gaan zitten. Hond met baas komt langs, hond vliegt op kat af, kat vliegt achter het huis, en ja: dat was het territorium van onze hond. Je hoorde een hele diepe “hoempf”, vervolgens een hoop gesnauw en gegrauw, en de “vreemde” hond kwam met staart tussen de poten terugvliegen naar zijn baasje. Die kat deed het erom.
Zoals ergens anders verteld hebben mijn vader en ik ooit onze hond uit een ondergronds kanaal gehaald. Ik was in duikpak, mijn vader droeg een soort felgele overall. Toen we de hond eruit hadden moesten we naar huis. We zijn langs de H. ter Kuilestraat gelopen in die uitmonstering, hond die zwart was van de blubber aan de lijn, ik kletsnat omdat ik de modder had afgespoeld in het kanaal. We hadden wel bekijks onderweg. Eén automobilist reed bijna tegen een ander aan op de andere weghelft omdat hij met open mond achterom zat te kijken. Dat ongeluk werd voorkomen door de tegenwoordigheid van geest van de andere partij: die zwenkte van de weg af. Ik zei: “zal je zien, zo meteen komt de politie. Kijken wat er aan de hand is.” En jawel: we waren net binnen toen ze langsreden over de Rembrandtlaan.
Eind 1965 heb ik mijn eerste spiegelreflexcamera gekocht, een EXA 1A. De boerderij werd toen net afgebroken, ik heb van het houten skelet een paar stemmige plaatjes geschoten. In zwartwit, ik kon geen kleurenfilm betalen. Die foto’s zijn helaas verdwenen in de brand.
Onze schuur lag in de school, verwarmd, ik sleutelde daar aan bromfietsen en voerde die op. De amanuensis van de school had een draaibank, daarop maakte ik allerlei opvoeronderdelen, klokte krukassen uit, en maakte op die manier bromfietsen die 80 km/u liepen zonder op te vallen.
In 1965 werd er een weg aangelegd tussen het spoor en het schoolterrein. Een soort van hele vroege Westerval. Alleen was er een probleem met de onteigening van een terrein op het tracé, en liep die weg dood. Op de aansluiting met de Rembrandtlaan stond dan ook een groot hek. Dat was een perfecte testbaan voor die bromfietsen.
1965 was ook het jaar dat ik experimenteerde met explosieven. Waarbij ik mijn kamer een beetje verbouwd heb. Onbedoeld maar wel drastisch. Ook dat kon daar, je had de ruimte. Explosies veroorzaken bedoelde ik dan, niet mijn kamer opblazen.
Langzamerhand groeide de stad om ons heen. Eerst werd de Nieuwe Industriehaven gegraven, daarvoor moest de spoorlijn verlegd worden en werd een deel van de Strootsweg opgeheven. De aansluiting ervan werd nu overgenomen door de verlenging van de Hendrik ter Kuilestraat, die kwam een stuk zuidelijker te liggen dan de Strootsweg, en parallel aan de spoorlijn. Tussen de spoorlijn en de H. ter Kuilestraat werd een industriegebied aangelegd. De Rembrandtlaan werd ook doorgetrokken naar die straat, de oude Jochemsweg was nu een doodlopende straat geworden.
- 1969-11.jpg (34.87 KiB) 13641 keer bekeken
Begin van het schooljaar 1965 was de nieuwe school klaar en opgeleverd, en werd de oude school langs de Jochemsweg verlaten. Het hoofdgebouw was verkocht aan de gemeente en werd al snel verplaatst naar de Vlierstraat, maar het MMS/gymzaal gedeelte oostelijk van de Jochemsweg bleef staan. Daarin werd tijdelijk de TIVO, de opleidingsschool voor kleuterleidsters gevestigd. Op dat moment wist ik het nog niet, maar ik was toen heel dicht bij mijn toekomstige vrouw. Die kreeg daar les. In al de vier jaar dat zij daar op school gezeten heeft heb ik haar nooit gezien. Terwijl ze er in die tijd ook al geweldig goed uitzag. Kijk maar naar haar foto’s. Zij zag ons wel: mijn broer en ik lieten de hond uit langs de spoorlijn, en zij keek uit op die lijn vanuit haar klas. Ze kon zich mij niet meer voor de geest halen, maar mijn broer wel: die had een baard, droeg een heel opvallende lange witte canvas jas met een bontvoering. En verplaatste een doorlopende rookwolk: hij stak elk shagje aan met de peuk van de vorige. En toen ik in 1970 weer thuis kwam wonen was haar school net verhuisd naar de Savornin Lohmanlaan. Maar ik ben haar toch tegengekomen, uiteindelijk
Ik realiseer me ineens dat ze me ook bijna niet heeft kunnen zien: ik zat doordeweeks meestal op de TH of in dienst. Ik was alleen de weekends thuis, en dan was zij in Oldenzaal.
In mijn eindexamenjaar was er een enorme regenbui in het weekend. Op maandagmorgen komt één van de amanuensissen met de auto aangereden over de weg naar de parkeerplaats. Die weg liep langs de school. Halverwege zakte zijn auto door de tegels en verdween in een gat van een meter diep. Het bleek later dat de hoofd regenwater afvoer daar liep en dat die was gebroken. Waardoor alle zand onder de tegels was weggespoeld door het regenwater. Die tegels lagen net strak genoeg tegen elkaar dat ze bleven hangen. Gevolg: een valkuil.
Het water moest natuurlijk ergens heen en was onder de school gelopen, in de kruipruimtes. In de garderobekelder stond tien cm water op de vloer, en door het sleutelgat van de deur naar de kruipruimte spoot een waterstraal van een meter lang. Mijn vader probeerde een waterpomp te regelen om het water uit die kruipruimte te pompen, maar zijn assistent wist wat er gebeuren moest. Dacht ie. Die was niet al te slim en heeft de sleutel van die deur gepakt, en geprobeerd om die te openen. Nou: dat lukte. Wat denk je wanneer er water door het sleutelgat spuit? Blijkbaar niks. Ik zou denken: “hmmmm, spuit, dus water veel hoger dan sleutelgat, sleutelgat één meter van de vloer, dus druk erachter.” Hij niet. Hij werd door een muur van water van zijn voeten geveegd en tot halverwege in de kelder gespoeld. In ieder geval was mijn vaders probleem opgelost: in de kruipruimte stond geen water meer. De kelder daarentegen was nu een zwembad van een meter diep. Gut.
Mijn moeder kwam ’s avonds een keer op de fiets van mijn oma, stalde die in de schuur in de school, liep naar huis en vroeg mijn vader: “zijn ze aan het werk op het dak?” Eh nee, hoezo? “D’r staat een vent op het dak van het gymlokaal aan een raam te sleutelen.” Inbreker dus. Er was een tentoonstelling in school over de tweede wereldoorlog, met allerlei wapens erbij. Die werden ’s avonds in de kluis gelegd, maar dat wist die inbreker niet.
Mijn vader en ik de school in. Hij ging naar het hoofdschakelbord in de gang, deed de zekering van het lokaal om, ik heb de deur op een kiertje gedaan en alle lampen ingeschakeld. Seintje naar mijn vader, schakelaar om, alle lampen aan en ik vlieg de klas in waar die vent aan het raam stond te sleutelen. Die schrok zo hard dat hij vergat waar hij was. Rende weg, zo over de rand van het dak. En een gymlokaal is zes meter hoog. Hij is op het dak van de fietsenstalling terechtgekomen, er af gegleden en in de zandbak van het verspringen gevallen. Wist nog weg te strompelen maar is toch door de politie gepakt.
Ik was toen al student, ik werkte regelmatig voor een beveiligingsfirma en had daardoor een security clearance. Ik heb de baas van het beveiligingsbedrijf gewaarschuwd, die deed een offerte, bedrijf werd gehuurd, en ik heb de rest van de week nachtdiensten gedraaid in de school als bewaker. Samen met een oudere collega. Die wist niet dat mijn ouders daar werkten/woonden, en verbaasde zich over de hoeveelheid koffie, soep en eten die we kregen. Ik heb ‘m de tweede nacht maar verteld hoe de vork aan de steel stak.
Standaardtruuk met inbrekers was om de achterdeur open te doen en de hond de school in te jagen. Je hoefde dan alleen maar te wachten: WroefWroefWroefHanggg! AHHHHHRRG! Hellup! Haal die hond weg! OK, die is rijp, laten we ‘m maar gaan halen. : ).
Na mijn diensttijd ben ik eerst weer thuis gaan wonen. Maar dat beviel niet echt. Probleem was dat ik al een hele geschiedenis achter me had, en ik na een jaar of vier op mezelf wonen gewoon was geraakt aan thuiskomen op het moment dat het mij uitkwam, dat botste wel eens met mijn moeder. Maar ja: geen inkomen, je moet wel.
Toen ik op kamers woonde op de THT had ik ontdekt hoe handig een gewoon bureau met een ladenblok was. Dus toen ik weer thuis kwam wonen leek me dat wel handig om aan te studeren. De school was net bezig met het vervangen van een aantal bureaus, dus mijn vader regelde dat ik ook een nieuw bureau kon kopen voor een zacht prijsje door mee te liften op de schoolbestelling. Dat werd een Ahrend bureau met een enkel ladenblok. Met stoel. Voor het enorme bedrag van 169 gulden. Dat was bijna de helft van wat het in de reguliere handel kostte: 299 gulden. Dat bureau en die stoel waren onverwoestbaar. Ik heb ze allebei nog. Niet kapot te krijgen.
Omdat ik bij mijn studie ook had ontdekt dat een schrijfmachine verschrikkelijk handig was voor het inleveren van verslagen moest ik ook zo’n ding. Na wat heenenweer gezoek vond ik een vrijwel nieuwe draagbare Smith Corona, een elektrische typemachine. Vol fraaie snufjes zoals auto strikeover met een correctielint. Wanneer je een typefout maakte drukte je op de correctietoets en werd de fout netjes overgedrukt met een wit vierkantje. Geweldig apparaat. Dat ding heb ik gehad totdat ik een computer kocht, een tekstverwerker was nog handiger.
In die tijd was mijn broer voor vakantie naar Italië gelift. Tenminste: dat wilde hij. Lang haar, rugzak, begin jaren zeventig? Drugsgebruiker, griezelig, laten staan. Na twee dagen gaf hij het op en kwam terug. Ik werkte bij Polaroid in de expeditie en heb geregeld dat hij met een vrachtwagen van Holland Expeditie mee mocht naar Italië. Van daar uit is hij naar Zwitserland gegaan waar een vader van een kennisje regelde dat hij tot midden Duitsland kon meerijden. Vanaf dat punt is hij gaan liften. Na een dag of drie kwam hij thuis. Het was zaterdag, mooi weer, we zaten in de tuin, en mijn moeder zegt: “wat ruik ik toch?” en op dat moment komt mijn broer om de hoek. Dat dus. Die heeft een uur onder de douche gestaan om de lucht te verwijderen : ). Hij bracht een elpee mee met de muziek van Ennio Morricone, “Music for the man with no name.” De nummers “The man with the harmonica” en “For a few dollars more” heb ik bijna kapot gedraaid.
Zaterdag 5 augustus 1972 waren mijn ouders op vakantie. Carry en ik waren net terug uit Griekenland en hadden vrienden op bezoek, zaten ’s avonds buiten op het voorterras en hadden een lamp aan. Halverwege de avond moesten we naar de andere kant van het huis verkassen: in het gras voor het huis bleken meikevers te zitten, en die kwamen na een koud voorjaar nu massaal uit de grond gekropen. En op de lamp af. Je voelde je alsof je op een geallieerde vliegbasis zat net voor een grote raid: een continu gebrom van die beesten. Plus dat een kever van dat formaat in je bier nou ook niet het summum van genot was. Dat was trouwens één van de weinige weken waarin we samen hebben kunnen slapen in Nederland. Weliswaar in mijn smalle bed, maar toch. Mijn ouders en broer weg, mijn zus was getrouwd, Carries ouders waren nog op vakantie in Italië, we hadden het rijk alleen die week. Ik moest weliswaar werken, maar de nachten waren van ons. Nachtrust is dan een optie, geen verplichting. Yesyes?
Ik was ooit in het bezit gekomen van een zestig liter mandfles van helder glas. Wat ik daarmee kon doen wist ik niet. Het ding stond in 1970 op mijn kamer, en één van mijn vrienden gooide er een keer zijn bierdoppen in. OK, goed idee. Ik haalde de mand eraf en vanaf nu ging elke bierdop erin. In geen tijd hadden we een paar centimeter doppen op de bodem. Nu zopen we aardig, maar niet in zo’n tempo dat we die fles vol kregen in minder dan tien jaar. Dus haalden we de bierdoppen overal vandaan. Schoolfeestjes, jeugdhonken, waar dan ook. In drie maanden zat de fles vol.
Nadat ik Carry ten huwelijk had gevraagd leek het haar wel aardig om planten in die fles te zetten. Maar ja: dan moesten eerst de bierdoppen er uit. Bierdoppen hebben kartelranden, die haken in elkaar en willen er niet uit. Ik heb een stellage gebouwd waar de fles op zijn kop in paste, en met een stuk lasdraad pookte ik de doppen naar buiten. Na drie weken zweten in de avonduren was de fles leeg. Er zat schimmel in en roest van de doppen. Met hete soda heb ik dat er uit gekregen. Na vier weken had ik de fles eindelijk schoon en droog.
Die fles stond onder de tafel op mijn kamer, Björn (de hond) komt een keer binnenstuiven, slipt op het linoleum, raakt de fles, tikt die tegen de rand van de verwarming en krak. Ster in de fles. Alle werk voor joker. Ik kan u vertellen dat ik een fraai staaltje achteruitbidden ten gehore heb gebracht.
Ik heb daar met onderbrekingen gewoon tot eind november 1973. Toen trouwde ik met Carry en gingen we in Oldenzaal wonen.
Kan ik het vertellen? Ik kan het vertellen. Het is nu wel verjaard. Weet ik zeker, na veertig jaar. In 1972 werd besloten dat de Westerval aangelegd zou worden, en dat die verdiept zou liggen ter hoogte van de school. Het tracé liep deels door de tuin van mijn ouders. Daarvoor werden testputten geslagen om de grondwaterstand te meten. Men boorde van die dikke gele meetpijpen in de grond, die werden afgesloten met een schroefdop. Dat ging nogal ruw en onbenullig, de boorauto reed door de tuin van mijn ouders op een manier waar de honden geen brood van lustten, protesteren hielp niet. Terwijl ze voor hetzelfde geld ook hadden kunnen omrijden. De week erop zouden ze de meetapparatuur komen plaatsen. Ik had nog een paar thunderflashes uit dienst (dat zijn oefenhandgranaten). Die dingen zijn cilindervormig, drie cm dik en dertig cm lang. Ik heb van een paar pijpen de doppen afgedraaid, thunderflash er in en dop er weer op. Door de gasdruk kwamen die pijpen een meter uit de grond. En uiteraard was het onderstuk volledig in gruis. De week erop stond men met stomheid geslagen naar die pijpen te kijken, hoe dat kon was niet verklaarbaar. En wij? Wij zwegen als schietmotten. We ventileerden de theorie dat ze gas hadden aangeboord van de oude “Aschbelt” die daar vroeger gelegen had en dat dat gas ontploft was. Ze hebben vier nieuwe pijpen moeten boren. Moet je maar je fatsoen houden.
Pitr