STIPN. dopen (in vloeistof); dippen. (Stip= jus saus om aardapppels in te stippen)
Betekenis 2 lopen (voorzichtig, bv. door plassen)voelen (met de voet in het water).
Ne beschute in de koffie stipn. Een beschuit in de koffie dopen
Zon aold wief, dat meeveurde, stipken vlietig met eeren tukdook in ’t vleske klonnie.
Zon oude vrouw die meereed, doopte telkens haar zakdoek in het flesje eau de cologne.
Stip in de pan gerecht van spek, vet en roggebrood. (Uit wat nog niet in Dijkhuis staat van A.L. Hottenhuis)
In de tijd dat men in de boerenstand zelf - en niet de machines - nog zwaar moest werken, was 'stip in de pan' gezond en goed te verteren. Er werd spek uitgebakken en er werd al of niet reuzel aan toegevoegd. De pan met vet en de spekharsten werd op tafel gezet en op de tafel lag een stapel gesneden roggebrood. Stipsgewijs werd het vet door de aanzittenden verwerkt, alsook ieder zijn eigen spek!
Dat was 'stip in de pan'. Hier werkte de `kearnmelk', die men in de loop van de dag gebruikte, neutraliserend.
Betekenis 2: der hennig opan stipn as zon stads jufferken.
Voor moeizaam lopen bestaan in ons Twents diverse woorden die we in Dijkhuis meest wel terug vinden. (Uit wat nog niet in Dijkhuis staat van A.L. Hottenhuis)
Zo kunnen we kleaien deur 'n drek, knoaren deur 'n snee, sleppen deur ne loag bla, glennern (slendern) oaver het ies, schoe-vein oaver 'n gladden, voarken deur het lange gros, stippen deur de pleskes en mangs extra scheiern um op te vallen.